Miljoenennota 2026

Versoepeling uitzendregeling hypotheekrenteaftrek Verblijft u tijdelijk in het buitenland vanwege werk (bijvoorbeeld uitzending of overplaatsing)? Dan kunt u onder voorwaarden de woning in Nederland blijven aanmerken als eigen woning. Hierdoor blijft de hypotheekrente aftrekbaar. Deze zogenaamde ‘uitzendregeling’ geldt niet als u de woning tijdens uw verblijf in het buitenland ter beschikking stelt aan anderen (derden). In dat geval wordt uw woning niet langer belast in box 1 als eigen woning, maar als een overige bezitting in box 3. De woning wordt hierdoor vaak een stuk zwaarder belast met inkomstenbelasting. Vanaf 2026 wordt wettelijk vastgelegd dat het dan mogelijk is om de woning ter beschikking te stellen aan (achter)kleinkinderen, kinderen, partners en huisgenoten die voorafgaand aan uw verblijf in het buitenland minimaal twaalf maanden deel uitmaakten van uw huishouden. De mogelijkheid om de woning met ingang van 1 januari 2026 ter beschikking te stellen aan (achter)kleinkinderen is een aanvullende versoepeling van de regeling. De rest maakte al deel uit van het beleid en wordt nu in de wet vastgelegd. Versoepeling inkomensverklaring voor buitenlands belastingplichtigen Woont u in een andere EU-lidstaat, de EER, Zwitserland of op een van de BES-eilanden? Dan kunt u kwalificerend buitenlands belastingplichtige zijn als minstens 90% van uw wereldinkomen in Nederland wordt belast. Tot nu had u altijd een inkomensverklaring nodig om deze status te verkrijgen. Die moest u opvragen bij de Belastingdienst van uw woonland. Omdat steeds meer landen niet meewerken, vervalt deze verplichting per 1 januari 2026. Voortaan geldt dat op verzoek van de inspecteur aannemelijk moet worden gemaakt dat 90% van het inkomen in Nederland wordt belast. Hiervoor kan een inkomensverklaring worden opgevraagd. Blijkt dit lastig? Dan kunnen bijvoorbeeld ook aangiftes of aanslagen uit het woonland worden gebruikt ter onderbouwing. Lijfrenteproducten Vanaf 2026 geldt voor alle lijfrentevormen dezelfde uiterste startdatum. Een lijfrente moet uiterlijk starten in het jaar waarin de gerechtigde de AOW-leeftijd plus vijf jaar bereikt. Als een lijfrente vererft, moet de uitkering uiterlijk beginnen op 31 december van het tweede jaar na overlijden. De Belastingdienst kan de termijn verlengen bij bijzondere omstandigheden, zoals administratieve vertragingen. Het gelijktrekken voorkomt verwarring en ongelijke behandeling. Tot nu toe mocht een lijfrenteverzekering nog uitkeren met een jaarbetaling achteraf, waardoor de eerste uitkering pas in het jaar van AOW-leeftijd plus zes jaar plaatsvond. Voor een lijfrenterekening en een lijfrentebeleggingsrecht gold al de grens van de AOW-leeftijd plus vijf jaar. Jaarbetaling achteraf is vanaf 2026 niet meer toegestaan. Wordt een lijfrente niet tijdig uitgekeerd, dan wordt dit fiscaal gezien als afkoop. Dit leidt tot heffing van inkomstenbelasting ineens over het gehele lijfrenteproduct, vaak tegen het hoogste tarief. Daarbovenop komt 20% revisierente. Let op! Heeft u een lijfrente bij uw eigen bv en bent u de AOW-leeftijd al gepasseerd? Neem contact op met uw adviseur om tijdig met de uitkering te starten. Belastingheffing op niet-kwalificerende lijfrentes Soms kwalificeren lijfrenteproducten, waarvoor in het verleden premies zijn afgetrokken, niet (meer) als een lijfrente volgens de wet. Dit komt bijvoorbeeld voor bij overeenkomsten met de eigen bv. Daarmee kon de belastingheffing lang worden

RkJQdWJsaXNoZXIy MjQ1MTc5